Nacht in Ars

Op 7 december mocht ik de expositie Nacht in Ars Aemula Naturae in Leiden openen. Daar is werk te zien van een flink aantal leden van deze kunstenaarsvereniging. Voor de gelegenheid werd de zaal duister gehouden en werd er na een aanvankelijke totale duisternis een theaterlamp op mij als spreker gericht. En ook in de expositie is één ruimte totaal duister gehouden. Met black light zaklampen en het licht van mobieltjes kan het publiek de kunstwerken aanlichten. Sommige verfsoorten lichten op, andere blijven schimmig. En door de kleine lichtbron gaat de kijker eerder focussen op details, wat een geheel andere beleving van de kunstwerken geeft.
Hieronder geef ik een leesversie van mijn inleidend praatje.

De beste muzikale uitbeelding van de romantische visie op de nacht is voor mij het lied Die Nacht van Franz Schubert uit 1822. Een vierstemmig mannenkoor zingt Wie schön bist du, Freundliche Stille, himmlische Ruh

Hoe mooi ben jij, vriendelijke stilte, hemelse rust

Zie hoe de heldere sterren
wandelen in de grazige weiden van de hemel
En zwijgend op ons kijken
Vanuit de blauwe verte

De nacht is een romantisch thema dat veel voorkomt in de kunst van de negentiende eeuw. Vaak in de muziek van Schubert. Maar ook componisten als Chopin (Nocturnes) en Moussorgsky (Nacht op de kale berg) kozen dit onderwerp.

En in de beeldende kunst van die tijd zijn veel voorbeelden van de romantische nacht te vinden. Zo zijn daar de nachtlandschappen van Casper David Friedrich.

Casper David Friedrich. Twee mannen overdenken de maan. 1819/20 (olieverf op doek, 35 x 44,5 cm) Dresden, Galerie Neue Meister. Staatliche Kunstsammlung Dresden.

James Abbott McNeill Whistler, Nocturne: Blauw en goud – Old Battersea Bridge. 1872-5 (olieverf op doek, 66,6×50 cm) Londen, Tate Gallery

Bijvoorbeeld het schilderij Twee mannen overdenken de maan 1819-20. Je ziet links de mannen op de rug in wandelaarskostuums op een kleine heuvel. Het enige licht is de maan midden in het doek. Daaromheen staan de silhouetten van bomen. Alles is donker. De mannen kijken naar de maan, en de kijker met hen. De titel beschrijft dat ze de maan overdenken. Dat geeft een sfeer van melancholie, sommige kenners menen Sehnsucht (romantisch verlangen). In ieder geval een sfeer van rust en stilte.

In de jaren zeventig van de negentiende eeuw schilderde James Mc Neill Whistler een serie Nocturnes. Vaak zijn het gezichten op de Thames of op Venetië in donkerblauw. Hier en daar zijn lichtjes van sterren of vuurwerk aangebracht. En als je goed kijkt is er een brug of iets van een gebouw. Net als bij Friedrich bieden deze nachten stilte en rust, contemplatie.

Dat waren mijn eerste associaties bij het thema Nacht. In Ars, geven bijna dertig kunstenaars een beeld van de nacht. Met allemaal verschillende associaties en vormen. Dus ben ik ook verder gaan denken over de verschillende visies op de nacht die in de beeldende kunst gangbaar zijn. Op die manier hoopte ik het werk in Ars beter te kunnen begrijpen.

Aan het eind van de eeuw verschijnen de stedelijke nachten met cafés en nachtelijk vertier. Bij Van Gogh is het Caféterras bij nacht(1888) nog stil en romantisch, maar het bekendste schilderij van Van Gogh van de Sterrenhemel kookt en draait van heftige emoties.

Vincent van Gogh, Caféterras bij nacht. 1888 (olieverf op doek, 81×65,5 cm) Otterlo, Kröller-Müller Museum

Henri de Toulouse Lautrec, In Café La Mie. 1891 (olieverf en gouache op karton, 53×68 cm) Boston, Museum of Fine Arts

In het werk van Toulouse Lautrec is het nachtelijk vertier volop gaande: er wordt vaak gedanst, hoeren bieden zich aan of hangen uitgeput onderuit en er wordt vooral gedronken, gedronken.

De romantische kunstenaars verbinden de nacht ook met nachtmerries, het onderbewuste, sexuele verlangens, mystieke en spirituele gebeurtenissen.

Francisco Goya, De slaap van de rede brengt wrede monsters voort. 1799 nr. 43 , uit de serie Los Caprichos. (ets, 21×15 cm) New York, MOMA

Henri Füssli, Nachtmerrie.1790-91 (olieverf op doek, 75x 64 cm) Frankfurt, Goethehaus

Dat begint al in het einde van de achttiende eeuw door kunstenaars als Goya. De slaap van de rede brengt wrede monsters voort, een ets met de man die met het hoofd op zijn armen op een bureau slaapt, met vleermuizen om zijn hoofd. De ets maakt deel uit van de serie Los Caprichos, tachtig satires op de waanzin van de Spaanse samenleving. De beelden zijn verontrustend, vaak zelfs gruwelijk. De rede is hier voorgesteld als een man aan een bureau. Het is een tamelijk letterlijke verbeelding van de titel.

Of Johann Wilhelm Füssli: De nachtmerrie (1781). Een vrouw die slap op de sofa gedrapeerd is (op een manier dat ik me afvraag hoe een wervelkolom dat houdt), met een aap op haar borst en een paardenkop door de muur. De vurige rode oogjes van de aap, zijn gewicht op de borst en zijn verkneukelende houding, de dode ogen van het paard, de vage manen, opdoemend vanuit een kier in een gordijn of een scheur in het behang op de muur: de vrouw wordt duidelijk in haar slaap bezocht door beklemmende beelden.

En dan is daar nog het ultieme duister: de dood. Veel negentiende-eeuwse kunstenaars zijn gefascineerd, of zelfs geobsedeerd door de dood. Denk opnieuw aan Friedrich. In veel van zijn schilderijen is ergens een graf te vinden.

Casper David Friedrich, De begraafplaats. 1825 (olieverf op doek, 143×110 cm) Dresden, Albertinum

Jean Louis Théodore Géricault, Het vlot van Medusa. 1818-19 (olieverf op doek, 490×716 cm) Parijs, Louvre

Deze zomer bezocht ik Dresden en zag De ingang tot de begraafplaats. Friedrich schilderde dit werk in opdracht voor twee mensen die hun zoontje hadden verloren op jonge leeftijd. De begraafplaats is in grauwe nevelsluiers, de hemel is donkerblauw, aan de randen van de nacht. De ouders staan links en rechts van de poort. Midden tussen de pilaren ligt een graf, duidelijk het graf van het overleden kind, waar de ouders naar kijken. Net als bij de wandelaars kijken wij over hun schouders mee en worden betrokken in hun beleving. De nevels maken het tot een stil verdriet.

Of Jean Louis Théodore Géricault Het vlot van Medusa. Hier is het opnieuw geen stikdonkere nacht. De schilder had een dramatisch moment voor ogen. Hij wil de schipbreukelingen wanhopig laten zwaaien naar het schip dat in de verte in zicht is. Een sprankje hoop om gezien en gered te worden. Géricault maakte dit doek naar aanleiding van een krantenbericht over de overlevenden die zich in leven hadden weten te houden, uiteindelijk zelfs door middel van kannibalisme. Hij studeerde weken lang aan de hand van de lijken van geëxecuteerden. Dit kan je toch wel een obsessie noemen.

De randen van de nacht zijn de toptijden voor geesten, spoken en witte wieven. Dat zijn ze in volksvertellingen door de eeuwen heen. En ook nu nog.
Maar wat zijn de aspecten van de nacht waar de eenentwintigste-eeuwer aan denkt? Desgevraagd blijkt het publiek in Ars te denken aan sterrenkijken en rust, slapen en slapeloosheid. Aan seks en erotiek. Aan nachtelijk vertier, festivals, aan gevaren in de nacht, aan zaken die het daglicht niet kunnen verdragen, aan vrouwen die de nacht terugeisen.

Als een kunstenaar nu de nacht wil verbeelden is er een flinke historie aan beelden om zich toe te verhouden. Je kunt wel thema’s terughalen uit de negentiende eeuw, maar zult er toch je eigen interpretatie aan moeten geven of je eigen vorm.
Aan het begin van de twintigste eeuw kozen kunstenaars voor de harde aanpak. Met sarcasme en rauwe beelden sloegen ze de romantische clichés van de romantiek voor hen aan diggelen. Bertolt Brechts Driestuiversopera (1928), die momenteel wordt uitgevoerd door Opera Zuid, is eigenlijk een grote verzet tegen romantische opera. Een opera voor bedelaars met goedkope decors en de wrange humor van iemand die weet dat het fortuin nooit zijn kant op zal rollen. Als ze weten dat hun dochter Polly in bed ligt met de topcrimineel Mackie Messer, zingen de ouders Peachum: “Das ist der Mond über Soho, das ist der verdammte ›Fühlst-du-mein-Herz- schlagen‹-Tekst.” Ja, eerst komt das Fressen en dan eventueel pas de romantiek.

George Grosz, Zelfmoord. 1916 (olieverf op doek, 100×77 cm) Londen, Tate Gallery

Of in de beeldende werken van George Grosz, die eveneens de zelfkant van de Berlijn van de jaren tien, twintig verbeeldt. Daar is de nacht het rijk van de hoeren, knokploegen en alles wat het daglicht niet kan verdragen. En al wordt veel afgeschilderd als nachtelijk vertier, iedereen is ongelukkig. Niet de maan verlicht de nacht, maar het straatlicht. De wandelaar staat niet te peinzen in de natuur, maar moet om zich heen kijken, want zakkenrollers en moordenaars belagen hem en hij moet het stadsvuil vermijden.

Het zal duidelijk zijn dat je na zulke afrekeningen met de romantiek van de nacht niet meer onbevangen de schoonheid ervan kunt bezingen en schilderen. En toch is ook in het einde van de twintigste eeuw de nacht nog een thema. En er blijken vele manieren om aan de clichés te ontsnappen. Ingmar Heytze schrijft in 1999 in zijn gedicht Cheops ontwaken hoe een mummie opstaat omdat ‘de wekker van de kosmos afloopt’. Hij besluit eerst maar eens koffie te zetten. Uitleggen hoe dit zich onttrekt aan het cliché lijkt me overbodig.

Maar het gaat ons hier natuurlijk eerst om de beeldende kunst. Deze zomer was er in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen een expositie, getiteld Nachtreis van Hans Op de Beeck.

“De expo nodigt de bezoeker uit op een fysieke en mentale reis door een omgeving die de stilte en het meditatieve, maar ook de donkerte en latente ontsporing van de nacht in zich draagt”, zo legt Hans Op de Beeck zelf uit.

Hij toont er een installatie van sculpturen in grijs, met zacht oppervlak: iemand slaapt in een bed op een vlot dat drijft op een vijver met waterlelies (foto links), kinderen blazen bellen, een ruiter heeft een aap met een parasolletje op zijn schouder, een draaimolen, een gigantisch vanitas-stilleven compleet met schedel, enorme frambozen en een miniatuur vissersdorp met verlichte ramen aan inktzwart, onbeweeglijk water. Alles is grijs en spaarzaam belicht. Een soundscape benadrukt de stilte. Mocht u de expo gemist hebben, de kunstenaar biedt een mooie video van de installatie.

Veel beelden refereren aan oudere kunstwerken over nacht, stilte en dood: aan vanitas-stillevens en bellenblazers uit schilderijen uit de zeventiende tijd. Hij toont ook onbegrijpelijke droomfiguren als in surrealistische werken van Dalì of Magritte, en een draaimolen met aangeklede skeletten, die doet denken aan schilderijen van Ensor, (foto rechts) die vaak als een voorloper van het surrealisme wordt gezien. Maar de wijze van presenteren en de vorm maken het iets uit een verre herinnering, een grijs verleden en tegelijk als een monument, als de zachte marmerfiguren van classicistische grafmonumenten. Het Gesammtkunstwerk, zoals Op de Beeck het zelf noemt, is iets om doorheen te lopen, te beleven. En na afloop knipper je met je ogen in het daglicht. De wereld is nog even ver weg: je hebt tijd nodig om weer helemaal in het hier en nu te komen.

Zo’n beleving kan het gevoel geven dat je je ogen schoon hebt gewassen, dat je even nieuw naar de wereld kan kijken. De verwijzingen naar surrealistische kunst in Nachtreis voerden mijn gedachten verder naar het begin van Luis Buñuels film Un Chien Andalou. Het is een iconische scène. Een dunne wolkensliert trekt voorlangs de maan, en direct daarop zie je een scheermes dezelfde beweging maken bij een oog. Snijdt het erdoor? Je durft eigenlijk niet te kijken.
Dit begin van de film was volgens Buñuel bedoeld om het oog en de logica uit te schakelen en de film verder te kijken met je innerlijke oog of derde oog, je onderbewuste. Een ideaal van de surrealisten. Misschien wil Op de Beeck wel zoiets bewerkstelligen.

Maar laten we het niet alleen hebben over museumkunst. De nacht dringt momenteel massaal de meer alledaagse cultuur binnen bv. in de vorm van vampierfilms als The Twilight Saga, Dracula ofInterview with the Vampire (die iets oudere film met Tom Cruise). In die films worden clichés niet geschuwd.

En wat dacht je van de nacht in Michael Jacksons Thriller? De eerste zin van het refrein luidt: Cause this is thriller thriller night. Alle nachtdieren, demonen en monsters komen je de stuipen op het lijf jagen. Lekker griezelen. Of kijk naar de parodie Thriller van Shrek.  Hier worden de clichés duidelijk bloot gelegd. Shrek voelt zich thuis bij de monsters en demonen. Zijn grootste angst is… The Sound of Music.

Toch denk ik dat het effect van een afbeelding van de nachtelijke hemel in deze decembermaand wel eens heel anders zou kunnen zijn. Teken een zwarte hemel en een maan en zie… het is sinterklaas. Of kerst, afhankelijk van het soort boom dat erbij staat.

Mocht je dit blog nog lezen voor 21 december 2025 dan nodig ik je uit de expositie te gaan zien in Ars. Vergeet niet ook de duistere ruimte te gaan bekijken, met behulp van een blacklight en een mobieltje. Neem de tijd allerlei details te belichten. Het lijkt kinderachtig, maar je gaat er echt anders van kijken.

In de verschillende kunstwerken zijn de thema’s van dit blog terug te zien.
-rust en stilte (bijvoorbeeld de video Zee in maanlicht van Ben Vroom)
-de liefdesnacht (misschien Extase van Dorrit Hassing of Kort Amerikaans van Erik Romme, een object dat geëxposeerd is in de donkere zaal)
-het nachtelijk vertier (Christiaan van Tol Is de nacht een circus of zo)
-de slaap, dromen en nachtmerries (waarvan in de expositie in Ars veel voorbeelden te zien zijn. Zie hieronder Polyptiek van Barthel Brussee uit 2025)

-de gevaren van de nacht, dat wat het daglicht niet kan verdragen (Hmmm, misschien dat een deel van de nachtmerries voor andere mensen realiteit zijn, en dus hier thuis horen?)
-de eeuwige nacht van de dood (ik ben benieuwd wie die in de expositie ziet)

Eerlijk is eerlijk, niet alle kunst in Ars past in mijn kunsthistorisch lijstje. De video Slakken ’s nachts van Inge Reisberman lijkt misschien wel een droom, maar is toch een realistische weergave met behulp van een nachtcamera. Slijmerig en schitterend tegelijk.

De nacht is een uiterst boeiend thema voor een expositie: hoe zo’n in wezen romantisch onderwerp nieuwe inhoud krijgt in de context van nu. Ik heb genoten van de donkere zaal waar je de nacht kan beleven en in de beperkte lichtbundel van een zaklamp op details van kunstwerken wordt gewezen. De kunst die in Ars hangt, geeft een mooi veelzijdig beeld van het thema. Veel werk onttrekt zich aan de clichés, soms ook worden ze juist uitvergroot of speelt de kunstenaars met de clichés van de Mond über Soho, de graven en de vampiers.

Plaats een reactie

Site gemaakt door WordPress.com.

Omhoog ↑